Basisregels voor een vaststellingsovereenkomst

Een vaststellingsovereenkomst (VSO) is een overeenkomst tot beëindiging van een arbeidsovereenkomst.

De VSO wordt getoetst door de werknemer en zijn juridisch adviseur. Het UWV en de rechter komen er niet aan te pas.

Een VSO moet schriftelijk worden opgesteld. De acceptatie ervan door de werknemer kan schriftelijk, maar kan ook anders, zelfs via Whatsapp. Een door beide partijen met pen ondertekende overeenkomst is niet vereist. Een akkoord dat wordt gegeven door de juridisch adviseur is ook bindend.

Een VSO kan worden aangegaan met behoud van WW-rechten. Let op dat de juiste formuleringen van “niet-verwijtbaarheid” erin staan.

In een VSO kunnen bindende afspraken worden gemaakt over zaken waarover de werkgever en werknemer met elkaar van mening verschillen, zelfs als die afspraken in strijd zouden zijn met de wet.

Na het aangaan van de VSO heeft de werknemer 14 dagen om zijn akkoord alsnog in te trekken. Dat moet schriftelijk. Als die 14-daagse bedenktermijn niet in de VSO staat, dan is de termijn drie weken. Als de werknemer statutair directeur is dan heeft hij dit recht niet.

Een algemeen beding van finale kwijting betekent niet dat de werknemer nooit ergens op terug kan komen. Onderwerpen die tijdens het overleg niet expliciet besproken zijn, vallen mogelijk buiten de algemene kwijting.

Een transitievergoeding (TV) is in een VSO niet verplicht. Vaak wordt in een VSO wel een beëindigingsvergoeding afgesproken.

Een TV moet wel verplicht worden betaald als een vast dienstverband door de werkgever wordt opgezegd of als de arbeidsovereenkomst op zijn verzoek door de rechter wordt ontbonden. Het geldt ook als een tijdelijk contract niet wordt verlengd, en zelfs bij een proeftijdontslag.

Als een nieuw contract wordt aangeboden en de werknemer gaat daar niet op in, dan heeft hij geen recht op een TV. Maar wel als dat een contractaanbod was met een lager salaris, of voor ander werk.

Als de rechter oordeelt dat de werknemer ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, heeft hij geen recht op de TV.

De hoogte van de TV is: 1/3e maandsalaris per gewerkt jaar, en naar rato voor de overige diensttijd. Eventuele uitzendperiodes die voorafgingen tellen mee, als toen hetzelfde werk werd gedaan.

Meenemen in de berekening: vakantietoeslag, provisie, ploegentoeslag, overwerkvergoeding, en andere overeengekomen vaste en variabele looncomponenten. Bij een oproepkracht moet je het loon in de afgelopen 12 maanden delen door 12, exclusief niet gewerkte periodes.

De TV is (in 2025) maximaal € 98.000 of het jaarsalaris als dat hoger is.

Bij een structurele urenvermindering van minstens 20% is een gedeeltelijke TV verschuldigd. Bij een salarisvermindering geldt dat niet.

Onder voorwaarden, kunnen transitie- en inzetbaarheidskosten in mindering worden gebracht op de TV. De TV mag soms ook in termijnen worden betaald.

Wilt u meer weten? Neem dan gerust contact met me op.

Gerelateerde Berichten

Neem contact met ons op